zondag 15 november 2015

Hestia - een eerste stap naar bevlogen wonen (een kraan)

Kraan

Ik ben verhuisd en iedereen mag het weten. Van de ene op de andere dag moest ik me thuis voelen op een nieuwe plek. Maar wat betekent dat precies, me ergens thuis voelen? Aan welke voorwaarden moet een thuis voldoen alvorens ik het een thuis noem? Met de hulp van kranen, bouwvakkers, de stad Brussel en René Magritte ga ik op zoek naar een antwoord op die vraag. 

Ooievaars en lunaparken

De voorbije maanden ging het er op dit blog rustiger aan toe. Daar heb ik een goed excuus voor: ik ben verhuisd. 'De verschrikkelijkste periode uit mijn leven,' hoor ik mezelf vaak zeggen, waarop anderen steevast reageren met: 'Verhuisstress is snel vergeten.' Ik hoop die woorden weldra zelf in de mond te nemen tegen een van de toekomstige bewoners van dit hoekje Hasselt. Erg lang zal dat niet duren. Mijn nieuwe stek wordt omringd door kranen. Aan de noordkant staan er drie en aan de oost- en zuidkant telkens één. Ze trekken huizen en appartementen op die door immokantoren met veel bombarie in de markt worden gezet.

De kraan in het zuiden produceert een bijzonder geluid: een korte, schelle toon (vergelijkbaar met de toon die quizkandidaten horen als ze een fout antwoord hebben gegeven). Het geluid weerklinkt wanneer de kraan zich in beweging zet - een intrigerend ballet van een loodzwaar slank ijzeren been in de lucht. Al naargelang het uur van de dag gedraagt de kraan zich als een ooievaar of grijparm.

Bouwvakkers en kraanmannen

Bouwvakkers kennen het gebouw van de eerste steen tot de laatste dakpan. Ze staan boven de materiële grenzen van de plek die ze bouwen. Elk grens, zoals een muur of plafond, is immers door hun handen opgetrokken. Enkele maanden lang zijn ze met hun werf vergroeid, maar eens het werk erop zit, maken ze plaats voor de toekomstige bewoners die er permanent zullen verblijven.

De kraanman is misschien wel de persoon met de meeste macht, of toch aan het begin van de werken. Hij beslist wat door de kraan in de lucht wordt getild en waar het wordt neergezet. Vanuit zijn cabine heeft hij een overzicht over de werf. Daar kan zelfs de kennis en de ervaring van zijn collega-bouwvakkers niet tegenop. Pas wanneer de plafonds en daken worden opgetrokken, verliest de kraanman zijn geprivilegieerde positie.

Leeslampen in de rouw

Een betonmolen lijkt gewichtloos wanneer hij aan een kraan door de lucht zweeft. Pas wanneer hij de grond raakt, wordt hij zich weer van zijn ware gewicht bewust. Er bestaat dus niet alleen zoiets als een gevoelstemperatuur, maar ook een gevoelsgewicht. Dankzij een kraan waant een betonmolen zich een pluim. Zolang hij in de lucht hangt, is alles mogelijk.

Iets soortgelijks, zei het op een kleinere schaal, speelt zich bij mij ook binnenshuis af. Een draak heeft mijn inboedel op het oude adres ingeslikt en op het nieuwe adres weer uitgekotst. Meubels, lampen en dozen zijn lukraak over het huis verspreid. Sommige stukken staan beduusd in een hoekje, andere kijken in het midden van een kamer verdwaasd om zich heen, zoals mijn voormalige leeslamp die nu pal naast de eettafel is beland. Ze lijkt te rouwen om het verlies van haar oude plek. Over rouw gesproken, daarover schrijft de Nederlandse grafica en essayiste Nicole Montagne in Een makelaar in Pruisen het volgende:
Als iemand eenmaal dood is, blijkt datzelfde doordeweekse familieleven immers helemaal niet meer zo alledaags en doordeweeks te zijn. Sterker nog: het gewone bleek eindig. Juist in het licht van die eindigheid krijgt een geleefd en afgerond leven iets ongewoons, iets onalledaags, iets ondoordeweeks. Het blijkt uniek en onherhaalbaar. En precies dat onherhaalbare heeft iets wat ons ontzet, iets wat onze vertrouwde wereld heel even doet kantelen: dat gewone, dat doordeweekse komt nooit meer terug.
Het komt er met andere woorden op aan de lamp in een nieuwe alledaagsheid of doordeweeksheid op te nemen, om haar een nieuwe vanzelfsprekende plek te geven. Maar, hoe begin ik daaraan? Kan iets vanzelfsprekend zijn als ik erover moet nadenken? Die lamp lijkt altijd naast de bank te hebben gestaan, ook toen ze er nog niet stond. In die lamploze tijd zeurde ik tegen een vriendin over een schromelijk gebrek aan leeslampen in mijn leven, waarop diezelfde vriendin me prompt één aanbood die al jaren ongebruikt in haar kelder stond.

Van huis naar thuis

Wat maakt van een huis een thuis? Als ik interieurbladen moet geloven, hangt alles af van de juiste inrichting. In het verleden heb ik me soms allesbehalve thuis gevoeld op plaatsen die zo uit een blad leken weggelopen. Een trendgevoelig interieur geeft bewoners geen garanties over knus- of huiselijkheid. Ik denk hierbij aan een hotelkamer die ik online boekte op basis van enkele foto's. De gezelligheid droop ervan af. In het echt zag die kamer er precies hetzelfde uit. Prima toch, zou je denken, maar het werkte niet voor mij. Alles wat ik zag was fake. Het leek wel of ik door een catalogus van een interieurzaak liep.

Misschien draait een thuis niet om inrichting, maar om de band die je doorheen de tijd met die plek opbouwt. Ik zou me overal kunnen thuisvoelen, zolang ik er maar lang genoeg woon. Maar ook dat klopt niet helemaal. Ik ben een krak in me ergens nestelen, maar dat betekent nog niet dat ik die plek als een thuis ervaar. Al helpt het wel als een kamer er een beetje uitziet zoals ik het graag heb.

Evenwichten en balansen

Mensen, dieren, zelfs landschappen streven voortdurend naar een evenwicht. Elke balans die wordt verstoord, wil het evenwicht herstellen. De oude situatie keert echter nooit meer terug, hoe erg je dat ook wilt of probeert. In het beste geval creëer je iets nieuws. In het streven naar evenwicht worden capaciteiten van mensen, dieren of landschappen aangesproken die ten tijde van het vorige evenwicht niet (meer) werden aangewend. Evenwicht maakt lui. Streven naar een nieuw evenwicht daarentegen stimuleert creativiteit. Je rekt je eigen mogelijkheden maximaal uit.
Er breekt nu een andere doordeweeksheid aan. En wat is er griezeliger, of meer vervreemdend, dan een alledaagsheid die je nog niet kent maar waarvan je wél weet dat ze (opnieuw) alledaags gaat worden?
Ik had het geluk in Brussel rond te lopen enkele dagen nadat het stadsbestuur had beslist de Anspachlaan, ooit één van de drukste verkeersassen, deels verkeersvrij te maken. Eindelijk werd de stad terug aan de bewoners gegeven. Veel mensen, mezelf incluis, vertoonden ontwenningsverschijnselen. Ik kon de straat overal waar ik wilde oversteken, maar de macht der gewoonte dreef me in de richting van de zebrapaden en de verkeerslichten die vreemd genoeg nog steeds werkten.

Op het Koningsplein, op wandelafstand van de Anspachlaan, ligt het René Magritte Museum. Magritte woonde en werkte een groot stuk van zijn leven in Brussel en zou vast geboeid hebben gekeken naar de bijna surrealistische taferelen die zich in de verkeersvrije zone afspeelden. Hij zou zien dat alle actoren hun evenwicht eerst verloren en vervolgens herstelden:
  1. De bewoners vragen de stad om verandering. Ze dringen aan op een verstoring van het evenwicht van de stad, een evenwicht waarbij druk verkeer op een centrale laan wordt toegelaten.
  2. Het stadsbestuur zwicht en voert de gevraagde aanpassingen uit. De stad vindt en zoekt een nieuw evenwicht: de centrale laan wordt deels verkeersvrij en wordt als wandel- en fietszone ingericht. Maar ...
  3. ... het nieuwe evenwicht van de stad, verstoort de balans van haar bewoners, zelfs al hebben zij zelf om de verandering gevraagd. Laat ik het een niet onaangename schok noemen, een schok die elke bewoner of bezoeker aanspoort op zoek te gaan naar een ander evenwicht in een gewijzigde context. Ze gaan een nieuwe relatie aan met een verkeersvrije stad. 
Magritte's mannen en huizen

Een thuis ligt op het snijpunt tussen inrichting en band. Ik creëer binnen de vier muren van een huis een tweede huis, een mentaal huis, een thuis. Magritte goot dat gevoel in een schilderij met als titel: In praise of dialectics. Op het doek schilderde hij een raam dat op de hoogste verdieping van een gebouw ligt. Het raam staat open en biedt uitzicht op een kamer. De toeschouwer kijkt dus van buiten naar binnen - een onmogelijk standpunt, tenzij iemand een lange ladder tegen de buitenmuur heeft gezet. In de kamer staat een tweede huis. Het huis is vanzelfsprekend kleiner dan de kamer waarin het zich bevindt, maar het lijkt te groot om als poppenhuis voor een kind te kunnen dienen. Magritte plaatst een kleiner huis in een groter huis, zoals ook een kleinere matroesjka in een grotere past. Heeft hij hiermee het mentale huis of het thuisgevoel van de bewoner willen weergeven?

In praise of dialectics is als een warm deken, en dat maakt van het schilderij een atypische Magritte. Hij geeft zijn toeschouwers liever een koude douche. Meestal scheppen zijn doeken onbehagen. Hij ontwricht vanzelfsprekendheden, rukt vertrouwde verbanden uit elkaar en plaats de losgekoppelde elementen in een nieuw, ongezien verband. Denk bijvoorbeeld aan de Magritte-man in het zwarte kostuum die in de spiegel kijkt, maar in plaats van zijn gezicht zijn achterhoofd ziet. Zijn spiegelbeeld valt buiten het normale, hij valt buiten het normale.

En wat te denken van Magritte's Perspective II: Manet's balcony? Daarop verving hij de hoofdrolspelers van The Balcony van Edouard Manet door doodskisten. Sterfelijkheid in één beeld gevat. Als ik mijn verongelijkte leeslamp door een surrealistische molen haal, dan zou ze als een slanke doodskist op het doek verschijnen. Gelukkig is haar dood slechts tijdelijk. Haar wedergeboorte op een ideale plek in huis is nakend.

Ceci n'est pas une pipe

Op Ceci n'est pas une pipe schilderde Magritte een pijp, geen exemplaar waarmee je kunt roken, maar een afbeelding ervan zoals die voor ons geestesoog verschijnt als we het woord horen of gebruiken. Hij moet eerst een echte pijp hebben gezien vóór hij er één kon schilderen. Met de inrichting van mijn huis is het net andersom: voorlopig bestaan de ideeën alleen als een mentaal plaatje in mijn verbeelding. Tijdens de komende maanden wil ik het plaatje in praktijk brengen. De woonkamer en het plaatje zullen overeenstemmingen vertonen, maar nooit samenvallen. Praktische bezwaren, invloeden van buitenaf en mijn altijd veranderende smaak en goesting zorgen ervoor dat de realiteit mijn verbeelding altijd achterna holt. Ik verander, waardoor het plaatje verandert, waardoor het interieur verandert, waardoor ik opnieuw verander, etc.

De discrepantie tussen realiteit en verbeelding lijkt frustrerend, maar is ook de motor van verandering en vooruitgang. Een utopisch interieur is per definitie onbereikbaar, maar ik kan er wel een leven lang naar streven. Die voorwaartse, positieve beweging stopt nooit. De afwisseling tussen in- en ontspanning, tussen nadenken en realiseren, houdt het proces aan de gang. De choreografie van een kraan sluit hier mooi bij aan. Overdag draait ze naarstig om haar as en verplaatst loodzware bouwmaterialen, 's avonds tekent haar silhouet zich tegen de horizon af en lijkt ze te reflecteren over de voorbije en de komende dagen.

Magritte heeft jammer genoeg nooit kranen geschilderd. Had hij dat wel gedaan, dan kon dit essay eindigen waarmee het begon. Niet dus. Ik neem genoegen met een rafelig einde. Rafelige eindjes scheppen onbehagen bij schrijver en lezer, net zoals het werk van Magritte dat bij zijn toeschouwer doet. Het perfecte essay bestaat alleen in mijn hoofd. De tekst die op dit blog verschijnt zal er nooit mee samenvallen. Anders gezegd: een essayist kan nooit tegelijkertijd kraanman (het overzicht, de beschouwing) en bouwvakker (het grondwerk, het detail) zijn. Hij pendelt voortdurend tussen een beschouwend en persoonlijk standpunt. Zodra hij beschouwend schrijft, verschuift er ook iets op het persoonlijke niveau, en andersom. In het beste geval wordt hij zich steeds bewuster van de wederzijdse beïnvloeding die beide standpunten op elkaar uitoefenen. Nicole Montagne beweegt zich alvast meesterlijk over de werf der essayisten. Aan haar het laatste woord:
En zo schuiven we telkens een stukje verder op in onze dagen, zo jagen we onszelf door het gewone leven heen, we denken ermee samen te vallen, toch blijken we er keer op keer aan te ontsnappen. Het zal uiteindelijk een van onze meest wezenlijke angsten; en tegelijkertijd een van onze grootste zegeningen zijn: we vallen nergens werkelijk mee samen. We zijn zowel bevoorrecht met, als veroordeeld tot ontsnapping. Zelfs aan het doordeweekse leven. 
Het volledige essay van Nicole Montagne lees je hier.

Lees ook:
Een schilderij
Blog over Bloch

1 opmerking: